donderdag 29 oktober 2015

De Chileense meisjes

Hola, ik ben Ricardo Somocurcio. Ik ben opgegroeid in Miraflores, samen met mijn vrienden Manke Lanas, Seminauel, Tico Tiravante, Ilse, Laurita, Juan Barreto en nog veel anderen. Toen ik vijftien was, ben ik als een blok gevallen voor een meisje dat zich Lily noemde. Ze was van Chileense afkomst zei ze en had nog een zusje Lucy. We hebben samen gedanst en zijn samen gaan rolschaatsen. Ik heb haar toen vier keer gevraagd of ze verkering met me wilde, maar ze zei telkens nee. Ze was er nog niet klaar voor zei ze. Op een dag kwamen alle leugens van de Chileense meisjes uit. Ze waren helemaal niet Chileens en Lily en Lucy waren niet hun echte namen. Deze ontmaskering gebeurde op het verjaardagsfeest van het dikkerdje. Marirosa, het dikkerdje, wou hen voorstellen aan haar tante die ook uit Chili kwam. Toen ze terugkwamen van het gesprek waren ze al hun schoonheid verloren. Marirosa had de roddel snel verspreid, maar toen ik het hoorden waren Lily en Lucy al lang verdwenen.

Na mijn studies ben ik in Parijs gaan wonen. Omdat ik in de beginmaanden dat ik in Parijs was niet veel geld had, bood Paúl mijn vriend mij een job aan. Ik moest kameraard Ana, kameraad Arlette en kameraad Eufrasia ophalen en naar een hotelletje brengen. Het waren drie prachtige meisjes, maar ik had het gevoel dat ik kameraad Arlette al eerder had gezien. Toen ik haar eens goed had bekeken was ik het zeker, kameraad Arlette was het meisje waar ik toen en nu nog altijd smoorverliefd op ben. Ze was op doortocht om als guerrillastrijdster te vechten in Cuba. Op de tiende dag moest ze vertrekken. Ze had me nog gevraagd of ik kon regelen dat ze in Parijs mocht blijven bij mij, maar kameraad Jean, ofwel Paúl, wou zijn job niet riskeren dus liet hij het niet toe.


Ik werk nu bij de Unesco als vertaler. Na drie jaar dat ik daar werkte was er plots een vrouw die me aansprak. Ze noemde me brave jongen, dat was de bijnaam die ze me altijd gaf, waardoor ik direct wist dat het kameraad Arlette of Lily was die voor mijn neus stond. Ze was getrouwd met Robert Arnoux, een van mijn collega’s, dus ze droeg de naam van haar man: madame Arnoux. We kwamen terug in contact en ze bedroog haar man een aantal keer met mij. We hebben toen een geweldig weekendje samen gehad toen haar man met zijn baas mee moest naar Warschau. Ze gaf me telkens een schuldgevoel dat ik haar toen wegstuurde naar Cuba. En ze zei vaak dat ik veel tekortkomingen heb om voor haar te kunnen zorgen als mijn vrouw. Na het weekendje heeft ze niets meer van zich laten horen. Ik kwam via mijn werk te weten dat ze ook plotseling haar man en alles achtergelaten had en is vertrokken. Ik heb onlangs nog een gesprek gehad met meneer Arnoux, het was een goed gesprek, maar nadien heb ik hem niet meer gezien of gehoord.

3 opmerkingen: